Moderne kunst |
Relatie cultuur/bedrijven | Kunst in het straatbeeld | Overzicht
Bekende Catalaanse kunstenaars |
Miró | Dalí | Picasso | Tapies
Relatie cultuur/bedrijven
Bij culturele activiteiten speelt in Barcelona naast de
regionale overheid het bedrijfsleven een grote rol. Dit was al zo in de negentiende eeuw,
toen de Catalaanse grootindustriëlen en handelsmagnaten de Modernistische kunstenaars
steunden. Die kunstenaars zochten, zowel in de architectuur, schilderkunst en literatuur,
naar een manier om hun Catalaanse identiteit te uiten. Ook de Catalaanse aristocraten
streefden naar onafhankelijkheid van de Spaanse tradities en cultuur, wat leidde tot een
vlotte samenwerking tussen beide groepen.
Kunst in het
straatbeeld
Barcelona herbergt een overvloed aan
kunst, zowel in de talrijke musea als op straat. Zowel de Wereldtentoonstelling van 1888
als de Olympische Spelen in 1992, lieten de kunst in de stad herleven.
In de jaren 1980 startte het gemeentebestuur een ambitieus kunstproject op. Stadsarchitect
Oriol Bohigas ontwierp voor 150 dode hoeken in de stad een plein of park met
kunstwerken. De uitvoering van deze plannen werd gecoördineerd door zijn opvolger Josep
Acebillo. Elk project werd steeds uitgevoerd door een landschapsarchitect en één
of meer beeldende kunstenaars vooral Amerikanen en Spanjaarden. De bedoeling was om de
eigen bevolking in aanraking te brengen met hedendaagse kunst en niet zozeer om toeristen
te behagen, daarom zijn veel van de kunstwerken te vinden in buitenwijken,
dus word je overal in de stad met kunst geconfronteerd. Het begint aan
het luchthavengebouw waarvan een buitenmuur versierd is met een reusachtige
mozaďek
van Miró. Meer werk van Miró kan je bekijken op de Ramblas waarvoor hij het patroon
van de straatstenen ontwierp en in Parc Joan Miró, vlakbij Plaça d'Espanya waar het
metershoge sculptuur 'Dona i ocel' (Vrouw en vogel) te midden van een
waterpartij geplaatst werd, waarin het prachtig weerspiegelt. Het Olympisch dorp wordt gedomineerd door Frank Gehry's voorstelling
van een koploze vis, 'Pez i esfera' uitgevoerd in goudkleurig materiaal. Je kan onder de structuur doorwandelen. Her en der in het Olympisch dorp staan er
strak gevormde sculptuurtjes en beelden. Aan Moll de la Fusta, langs de waterkant, staat de
reuzenkreeft 'Gambrinus' van Javier Mariscall en een eind verderop, 'Cap de Barcelona' een beeld van Roy Liechtenstein. In de wijk Eixample aan Carrer d' Arago torent op
het dak van de Fundacio Tapies, 'Nuvol i cadira' (Wolk en stoel) van Tapies. Het is een
kunstwerk gemaakt van 3 kilometer staaldraad die als een kluwen door elkaar gevlochten
lijkt. De fantasierijke architectuur van de
Modernistische gebouwen en in het bijzonder die van Gaudí, mogen volgens mij eveneens
pure kunst genoemd worden. De slingerbank in Parc Guell, ontworpen door Jujol is een
prachtig mozaďekwerk. In de buitenwijken: In Parc del Clot staat 'Rites
of Spring', een sensueel gedrapeerde metalen figuur van Bryant Hunt. In Parc de la Creueta
del Coll hangt Chillidas 'Eulogy to Water ' boven het zwembad, er staat een totem
van Elsworth Kelly en een beeld van Roy Liechtenstein. Op de plek van het Parc de LEspanya Industrial staan drie sculpturen, van
Anthony Caro, Pablo Palazuelo en Andrčs Nagel. Op Plaça de la Palmera stuit je op een betonconstructie van Richard Serra.
Deze en nog andere werken in combinatie met tijdelijke
kunstprojecten maken van Barcelona een waar openluchtmuseum van moderne kunst.
Overzicht
Mijn overzicht van moderne kunst start aan het
einde van de 19e eeuw, begin 20e eeuw, met het ontstaan van het Modernisme. Het
Modernisme is een stroming die zowel in de literatuur, architectuur, kunst en politiek de
trend zette, met als doel uiting te geven aan een Catalaans nationalistisch gevoel. Meer
details over het Modernisme op
de architectuurpagina. Het
verzamelpunt van de kunstenaars was toen en ook later nog het café 'El 4 Gats', waar
zowel Gaudí, Picasso, Dalí, Miró als Tapies regelmatig rondhingen. Picasso ontwierp
voor het café de menukaarten en hield hier zijn eerste tentoonstelling.
Genoemde kunstenaars zijn allemaal van Catalaanse afkomst en hoewel de meesten
niet in Barcelona woonden, speelde de stad een belangrijke rol in hun artistieke leven. Dalí richtte een museum in Figueras
op, Picasso verhuisde naar Parijs, Miró woonde in
Parijs en op Mallorca, maar stichtte wel in 1975 de Fundacio Miró in Barcelona, waar veel
van zijn werken te bewonderen zijn. Ook Tapies hield zijn kunstwerken in Barcelona en
richtte de Fundacio Tapies op.
Bekende kunstenaars en
Barcelona
Joan Miró
Joan Miró werd geboren op 20 april 1893 in het
Spaanse Montroig, in de buurt van Barcelona. Als kind reeds tekende Miró veel en vanaf
zijn zevende volgde hij tekenlessen. Als jongere volgde hij, om zijn ouders een plezier te
doen, een opleiding tot koopman, maar gelukkig kon hij dit combineren met kunstonderwijs.
Na zijn studie, hij was toen 17, werkte hij tegen zijn zin even als boekhouder, tot
hij een zenuwinzinking en tyfus kreeg en ontslagen werd. Nadien besloot hij zich enkel nog
met kunst bezig te houden. Van 1912 tot '15
volgde hij les aan de academie van kunstenaar Fransesc dA Gali.
Miró was niet tevreden met de manier waarop hij objecten afbeeldde en wou zijn techniek
verbeteren. Zijn gevoel voor kleur en vorm zijn dan al wel duidelijk aanwezig. In zijn
jeugdjaren werd hij eerst beďnvloed door de Realisten, later door de Fauvisten en hun
gebruik van felle kleuren. Hij verbleef graag bij familie op het platteland
in Montroig, waar hij landschappen schilderde. Miró werkte graag rustig en afgezonderd en
putte veel inspiratie uit het Catalaanse boerenleven. Hij wou dit sterk Catalaanse gevoel
aan het buitenland tonen via de kunst en wenste tevens een belangrijke impuls geven aan de
Catalaanse moderne kunst. In 1918 vond zijn eerste solotentoonstelling
plaats en in datzelfde jaar richtte hij met enkele vrienden de beweging Agrupacio Courbet
op, met als doel in te gaan tegen de conservatieve kunstwereld in Barcelona. In 1920 verhuisde hij naar Parijs, waar hij veel
contact had met gelijkgestemde kunstenaars en schrijvers, uit wiens teksten en poëzie hij
veel inspiratie putte. Financieel zat Miró in een dieptepunt maar op artistiek vlak
bloeide hij open. Begin jaren twintig mengde hij kubistische en
gedetailleerde elementen. Een belangrijk werk in die stijl is 'De boerderij' uit 1921/22.
De onderwerpen zijn duidelijk herkenbaar maar werden op een vreemde manier weergegeven.
Zijn schilderijen uit de jaren twintig werden hoe langer hoe meer ingepalmd door vreemde
wezens, die Miró naar verluidt zag tijdens hongerhallucinaties. De fauvistische en kubistische invloeden verdwenen
en maakten plaats voor kleurrijke, geometrische vormen en figuren die voor de achtergrond
lijken te zweven. Zijn werk werd surrealistisch. Het weergeven van droombeelden is eigen
aan die stroming. Typisch voor deze surrealistische werken is, dat niet volgens een
bepaald plan gewerkt werd; het schilderij kreeg vorm tijdens het schilderen zelf. In 1929 huwde Miró met Pilar Juncosa en in 1930
kregen ze een dochter. Eind jaren twintig bezocht hij Nederland en omdat hij de werken
van de oude meesters zo bewonderde besloot hij ze op een bijzonder eigenzinnige, abstracte
wijze na te schilderen. In het begin van de jaren dertig experimenteerde
hij vaak met gevonden materiaal en maakte collages met papier, hout, schuurpapier en
koper. In '32, na de totstandkoming van de autonomie in Barcelona, keerde hij met zijn
gezin vanuit Parijs naar die stad terug. De groep surrealisten die in Parijs elkaars
gezelschap opzochten was ondertussen uit elkaar gevallen. De Spaanse burgeroorlog die uitbrak in 1936
beďnvloedde zijn werk. Van pijn verwrongen, beestachtige figuren en donkerdere kleuren
typeren zijn zogenaamde 'wilde periode'. Hij verbleef van '36 tot '40 terug in Parijs, waar
hij een tijd gedichten en proza schreef omdat hij tijdelijk geen ruimte om te schilderen
had. Een lichtpunt was de wereldexpo in Parijs in 1938, waarvoor Miró een grote
muurschildering maakte. Tijdens de jaren veertig werd hij beďnvloed door
klassieke muziek en door de sterrenhemel, waaruit zijn reeks Constellaties
volgden. Het uitbreken van WO II deed Miró vlak voor de
Duitsers Frankrijk bezetten, van Parijs naar Spanjevluchten . Tijdens de oorlog werkte hij
vooral op papier omdat ander materiaal schaars was, en schreef ideeën die toen niet
uitvoerbaar waren op voor later. Het was namelijk zijn wens ook met keramiek,
beeldhouwwerken en grafische toepassingen te werken. Na WO II wou hij zijn kunst commercialiseren,
zodat hij van de opbrengst zijn droomatelier zou kunnen laten bouwen. In 47 ging hij voor de eerste maal naar de
Verenigde Staten waar hij gedurende enkele jaren een aantal grote opdrachten o.a. voor
hotels uitvoerde. In 1955 werkte hij samen met vriend en keramiekkunstenaar Josep Llorens
Artigas aan twee muren van het Unesco hoofdkwartier in Parijs. Hierna brak Joan Miró echt
door als kunstenaar. Regelmatig vielen hem prijzen te beurt. Op de
biënnale van Venetië won hij een belangrijke internationale grafiekprijs en in 1959
kreeg hij de Guggenheimprijs voor zijn werk bij de Unesco. In de jaren vijftig kocht hij een stuk grond en
een huis op Mallorca en liet er zijn vriend, architect Josep Lluis Sert een atelier
bouwen. In 1956 kon hij eindelijk zijn intrek nemen in zijn atelier waar hij genoeg ruimte
had om met allerlei dingen tegelijk bezig te zijn. In de jaren zestig hield hij zich samen met
Llorens Artigas veel bezig met keramiek en beeldhouwwerken. Voor beeldhouwwerken maakte
hij modellen met gevonden materiaal, later maakte Artigas hiervan sculpturen in klei. De
sculpturen gemaakt tijdens de tweede helft van de jaren zestig zijn een humoristische
mengeling van objecten en kleuren. Zijn schilderijen werden tijdens deze periode terug
leger. In 1964 opende de Fondation Maeght in St. Paul de
Vence in Frankrijk, een museum bijna volledig gevuld met zijn werken. Ook het Fundacio Miró in Barcelona dat in 1976
geopend werd, is aan hem gewijd. Op 25 december 1983 overleed Miró in Palma de
Mallorca. Tot aan zijn dood bleef hij werken. Miró was erg productief; hij maakte
minstens 2000 olieverfschilderijen, 500 beeldhouwwerken, 400 keramiekwerken, 5000
tekeningen en collages, en 3500 stuks grafisch werk zoals lithos en etsen.
Miró |
Constellatie 1940 |
Vrouw voor de zon |
Blauw 1961 |
Salvador Dalí
Salvador Dalí werd geboren op 11 mei 1904 in
Figueras, Spanje. Als kind reeds gaf hij blijk van een enorm artistiek talent. Zijn ouders
steunden hem hierin en richtten een schilderskamer voor hem in. Dalí's schoolprestaties
waren belabberd en hij was een lastige leerling. Zijn ouders erkenden zijn artistiek
talent en lieten hem op veertienjarige leeftijd veel optrekken met hun vriend, de
impressionistische schilder Ramón Pitchot, die Salvador erg stimuleerde. De landschappen
en portretten die hij toen maakte waren impressionistisch. Op zeventienjarige leeftijd
begon hij aan de kunstacademie in Madrid te studeren. Dalí was een excentriek, rebels en gestoord figuur die graag
opviel, zowel door zijn uiterlijk als zijn gedrag. Over zijn uitspattingen zijn tal van
boeken geschreven. Hij las veel psychoanalytische werken, waarin hij verklaringen dacht te
vinden voor zijn gedrag.
Door zijn rebellie en weerspannigheid werd hij van de academie gestuurd en werd zelfs
even opgepakt door de politie. Na dit voorval keerde hij terug naar z'n woonplaats Cadaqués, besloot te kalmeren en zich ernstig met schilderen bezig te houden. Enkele
maanden later werd hij terug toegelaten tot de academie, waar hij onmiddellijk in zijn
vroegere rebellie herviel. De stijl die hij begin jaren twintig toepaste was
het kubisme dat tegen het einde van dat decennium plaats ruimde voor een andere stijl,
het surrealisme. Dalí kon vanaf toen in zijn kunstwerken z'n hallucinaties, angsten en
dromen kwijt.
Typisch voor het surrealisme is het weergeven van droombeelden en het toepassen van de
automatische methode; tijdens het schilderen kreeg het schilderij z'n uitzicht.
Droomanalyse was voor hem erg van belang, hij probeerde z'n dromen te sturen en de dingen
die hij droomde schilderde hij zodra hij wakker werd.
De sfeer en de situaties zijn irreëel, maar de details en onderwerpen werden zeer
realistisch weergegeven. Zijn schilderijen zijn enorm ingewikkeld en moeten aandachtig
bekeken worden om alle details te ontdekken. In 1925 vond in Barcelona zijn eerste
tentoonstelling plaats en zijn kunstwerken hadden succes, wat Dalí nog meer
overtuigde van zijn eigen genialiteit. Vanaf 1927 verbleef hij regelmatig in Parijs, waar
hij in het gezelschap van Picasso, Miró en nog enkele andere surrealisten verbleef.
Filmmaker Luis Buńuel, die ook in die kringen vertoefde, stelde voor om samen met Dalí
surrealistische films te maken. Hun samenwerking leidde ertoe in 1929 'Un chien Andalou'
in de zalen kwam en in 1930 'L'age d'or'.
In 1929 ontmoette Dalí zijn vrouw Gala, die een erg grote rol in zijn leven en werk
speelde. Datzelfde jaar sloot hij zich aan bij de groepering van de surrealisten, en hield
ook zijn eerste Parijse tentoonstelling.
Dalí was commercieel ingesteld en wou veel geld verdienen met zijn kunst, hij deed er dan
ook alles aan om in de publiciteit te komen. Begin jaren dertig werd Dalí beďnvloed door de
werken van De Chirico, door architect Antoni Gaudí en door de klassieke werken van
Vermeer. Hij beperkte zich niet enkel tot de schilderkunst maar maakte ook absurde
objecten en gebruiksvoorwerpen. Half de jaren dertig werden zijn afbeeldingen
normaler, ze geven nog wel een droomwereld weer, maar lijken op het eerste gezicht
realistischer.
Nadien brak er een periode aan waarin uit zijn werken een enorme fascinatie bleek voor
misvormingen van lichaamsdelen en botten. Tijdens het oprukken van het nazisme liet Dalí
zijn sympathie voor de fascisten blijken, wat hem in conflict bracht met de
surrealistische beweging. (Surrealisme werd verworpen door de nazi's, enkel realistische
kunst was toegestaan). Vlak voor het uitbreken van wereldoorlog II,
vluchtte hij met Gala naar New York. In Amerika was hij ondertussen ook bekend door zijn
tentoonstellingen en lezingen in het belangrijke Museum of modern art in New York en door
zijn bijdrage aan de wereldtentoonstelling daar. Tijdens deze periode schreef Dalí veel
aan zijn autobiografie. Zijn schilderwerk veranderde; geometrie, mathematische figuren, anatomie en perspectief
speelden een grote rol. Tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten kwam hij in
contact met filmsterren en beroemdheden wiens portretten hij schilderde. Op het einde van de jaren veertig brak zijn
klassieke periode aan, het kleurgebruik werd romantischer en de vormen verloren hun
scherpte. Dalí werd geloviger en begon religieuze werken te maken.
Hij keerde terug naar Port Lligat in Spanje en in 1958 huwde hij voor de kerk met Gala.
Tijdens de jaren 60 schreef hij veel en in zijn schilderijen werkte hij met moleculaire
figuren. In 1974 opende het Dalímuseum in Figueras. In
1982 overleed Gala, wat het begin van het einde betekende voor Dalí. Ondertussen leed hij
aan de ziekte van Parkinson waardoor hij niet meer kon schilderen. Hij kwijnde weg en wou
niet meer leven. Toen brand uitbrak in zijn slaapkamer wou hij gewoon blijven liggen en
sterven, maar hij overleefde zwaar gekwetst. Op 23 januari 1989 overleed Dalí op
84-jarige leeftijd na een periode van zware ziekte en bedlegerigheid.
http://www.salvador-dali.org/eng/index.html
Dali |
1931 |
1947 |
1983 |
Antoni Tŕpies
Antoni Tŕpies werd geboren op 13
december 1923. Tijdens de burgeroorlog, die begon in 1936, bleef hij in Barcelona wonen. In 1940 kreeg hij een hartaanval, waarna hij twee jaar in de bergen woonde om tot
rust te komen. Van 1943 tot 1946 volgde hij rechtenstudies, die hij stopte om zich aan de
kunst te wijden. Hij is een echte
autodidact, gaandeweg deed hij meer ervaring op. Inspiratie putte hij uit de vele reizen
die hij ondernam, maar zijn thuisbasis was en is Barcelona. Hij is erg geďnteresseerd in
andere culturen, Oosterse kunst, religie en filosofie. In 1948 was hij een van de medeoprichters van de surrealistische groepering
"Dau al Set", en hij maakte illustraties voor het gelijknamige tijdschrift. Een
van hun doelen was een nieuwe impuls te geven aan Catalaanse moderne kunst. Tot de jaren vijftig werd hij beďnvloed door surrealistische kunstwerken en
voornamelijk door die van Miró. Na een aantal succesvolle tentoonstellingen ontving hij een studiebeurs van de
Franse regering om naar Parijs te komen. Hij huwde in 1954 met Teresa Barba Fabregas, en ze kregen later een zoon en een
dochter. Tŕpies is het bekendst voor de
abstracte werken die hij na 1953 maakte. Hij gebruikt verschillende materialen zoals touw,
gips, zand, lijm, hout, ijzerdraad enz.. Dit is typisch voor materiaalkunst een vorm van
abstract expressionisme. Zijn werken zijn vaak in sombere kleuren zoals bruin en grijs,
maar met vaak helgekleurde accenten tegen een achtergrond die het uitzicht heeft van een
bepleisterde muur. Zijn thema's zijn meestal het verzet tegen het Franco-regime, zijn
afkeer van het industriële en zijn hang naar het natuurlijke. Symbolen en voorwerpen die
je vaak in zijn werken tegenkomt zijn, het kruis, een stoel en hiërogliefen. De verweerde
muur die hij vaak als achtergrond gebruikt symboliseert de vergankelijkheid. Van 1956 af nam hij regelmatig deel aan
internationale tentoonstellingen. In 1958 kreeg hij een belangrijke onderscheiding op de
biënnale van Venetië. In 1960 ontving hij een grote prijs voor moderne kunst in Tokyo.
Vanaf het einde van de jaren zestig begon hij anti-esthetische kunst te maken. Tijdens
de jaren 60 en 70 publiceerde hij artikels om de vrijheid van creativiteit te verdedigen,
en schreef zijn autobiografie. Hij maakte tevens ook illustraties voor verschillende
boeken.
Tijdens de jaren 80 ontwierp hij een aantal affiches zoals voor Europalia '85
In 1990 opende zijn museum Fundacio Tŕpies. Het is gevestigd in een prachtig
modernistisch gebouw waar zijn kunstwerken in een mooi kader tentoongesteld worden. Op het
dak van het gebouw staat het sculptuur Nuvol i cadira (wolk en stoel) dat gemaakt is uit
kilometers staaldraad.
In 2010 werd hij tot adelstand verheven. Op 8 februari 2012 overleed hij op
88-jarige leeftijd.
Praktische info over Fundacio Tŕpies.
Tapies |
1967 |
1981 |
Nuvol i cadira |
Pablo Picasso
Pablo Ruiz Picasso werd geboren op 25 oktober 1881 in het Spaanse Malaga. Als
driejarig kind kon hij beter tekenen dan praten en op zijn achtste maakte hij zijn eerste
olieverfschilderij. Hij werd aangemoedigd door zijn vader die zelf een getalenteerd
schilder was en lesgaf aan enkele bekende kunstacademies in Spanje. Toen Picasso veertien
was verhuisde het gezin naar Barcelona en schreef hij zich daar in aan de kunstacademie.
Hij maakte toen veel religieuze schilderijen. Dankzij de financiële steun van zijn
familie kon hij in 1897 naar Madrid vertrekken om aan de beste kunstacademie van Spanje te
gaan studeren. Tot hij enkele maanden later ernstig ziek werd en terug moest keren naar
Barcelona, verwaarloosde hij zijn studies, hij hing liever op straat en in cafés rond.
Tijdens zijn herstelperiode verbleef hij op het platteland, waar hij een reeks idyllische
landschappen schilderde. Die vormden een enorm contrast met de donkere droefgeestige
werken die hij nadien zou maken, na het overlijden van enkele van zijn dierbaren. Rond
1900 speelde het beroemde Barcelonese café "El 4 gats" een grote rol in zijn
leven en in dat van vele andere bekende kunstenaars en architecten. Hij hield er zijn
eerste tentoonstelling en maakte een poster en de menukaarten voor het café. Toen hij
19 was ging hij voor de eerste keer naar Parijs, waar hij een
tijdlang op straat en in cafés leefde, tot hij een kunsthandelaar ontmoette die zijn werk
mooi vond en hem een job aanbood. Al snel wou hij onafhankelijk zijn en verhuisde. Picasso leidde een turbulent leven, hij verhuisde constant van Parijs, naar
Barcelona, naar Madrid of naar de Franse kust. Zijn liefdesleven was al even veranderlijk,
hij had enorm veel minnaressen en ook enkele minnaars, was getrouwd en weer gescheiden en
had drie kinderen bij twee verschillende vrouwen. Hij was erg wispelturig, veranderlijk,
egocentrisch, bezitterig en wou veel aandacht krijgen. Anderzijds was hij uitermate
getalenteerd, creatief en kon hij erg charmant zijn. Zijn kunst was al even veranderlijk
als zijn gemoedstoestand. Als hij gelukkig was maakte hij vrolijke werken, maar tijdens
zijn vele depressieve periodes maakte hij erg droefgeestige, donkere schilderijen. Door
zijn veelzijdigheid en veranderlijkheid heeft hij in veel verschillende stijlen
geschilderd.
Tijdens zijn "zwarte periode" aan het einde van de vorige eeuw
schilderde hij trieste, misvormde figuren. Zijn " Blauwe periode" duurde tot 1904. Hij schilderde allerlei
randfiguren en bedelaars in een dof soort van blauw. 1905 was een vrolijker jaar en tijdens deze "Roze periode" schilderde hij
harlekijns en circusartiesten in warme, lichte kleuren. In 1906 was hij gefascineerd door driedimensionale vormen en objecten en werkte hij
rond dit thema.
Tussen 1907 en 1914 begon hij, samen met Georges Braque te experimenteren met
geblokte vormen en vlakken. Picasso zou erg bekend worden met deze kubistische werken in
donkere kleuren. Vanaf 1905 veranderde zijn stijl compleet, en begon hij in een Neoclassicistische
realistische stijl portretten en open ramen met vergezichten te schilderen. Tijdens de jaren twintig schilderde hij eerst veel portretten van zijn zoontje om
nadien over te gaan naar het schilderen van monsterachtige figuren in een surrealistische
stijl. Hij wou de lelijkheid tonen die schuilging onder het glamoureuze leven dat hij
leidde. Rond die tijd begon hij ook te werken met staaldraad. Rond 1930 werden zijn werken terug klassieker tot het uitbreken van de Spaanse
burgeroorlog in 1936. Al de gruwel en woede die de oorlog opwekte verwerkte hij in zijn
metersgroot werk "Guernica" dat hij maakte voor de wereldtentoonstelling in
Parijs. Toen reeds was Picasso wereldberoemd en zou er een grote retrospectieve van zijn
werk plaatshebben in New York. Tijdens de tweede wereldoorlog bleef hij misvormde figuren schilderen, voornamelijk
vrouwen met woedende gezichten. Zijn kunst was verboden door de nazi's, maar ondanks het
feit dat hij gevaar liep en het moeilijk werken was, weigerde hij Frankrijk te verlaten.
Als tegenreactie op het fascisme sloot hij zich aan bij de communistische partij. Na de oorlog werd zijn werk minder somber en begon hij met keramiek te werken. Voor
de vredesbeweging schilderde hij een duif, die het symbool van de beweging was en op vele
posters en gadgets zou afgedrukt worden. Vanaf de jaren vijftig verwerkte hij zijn interesse voor de kunst van oude meesters
in zijn eigen werk. Ook al veranderde hij vaak van stijl, donkere mistroostige
schilderijen van wanstaltige wezens bleef hij regelmatig maken als gevolg van zijn
neerslachtige buien. Op 8 april 1973 overleed Picasso op 91-jarige leeftijd in Mougins in Frankrijk
tengevolge van hart- en longproblemen. Picasso was gedurende zijn leven erg productief en veelzijdig. Hij werd (en wordt
nog steeds) door velen bewonderd en werd erg rijk met zijn kunst.
Praktische informatie over het Picassomuseum in Barcelona.
Picasso |
1909 |
1925 |
1946-47 |
INDEXSTADSDELENARCHITECTUUR PRAKTISCHE INFO MUSEAFOTO'S